De Jongen & de Hazelnoten
Il Ragazzo e le Nocciole
Een hongerige jongen ontdekt een pot vol heerlijke noten en steekt zijn hand erin om er zoveel mogelijk te pakken. Maar wanneer hij zijn hand eruit probeert te trekken, krijgt hij een onverwacht probleem dat hem een belangrijke les leert.
Een jongen zag een pot vol noten.
Un ragazzo vide un barattolo pieno di noci.
De pot had een kleine opening aan de bovenkant.
Il barattolo aveva una piccola apertura in cima.
De jongen stak zijn hand in de pot.
Il ragazzo mise la mano dentro il barattolo.
Hij greep zoveel noten als hij kon vasthouden.
Afferrò tutte le noci che riusciva a tenere.
Nu zat zijn hand vol noten.
Ora la sua mano era piena di noci.
Maar zijn hand was te groot om uit de pot te komen.
Ma la sua mano era troppo grande per uscire dal barattolo.
De jongen probeerde zijn hand eruit te trekken.
Il ragazzo cercò di tirare fuori la mano.
Het lukte hem niet.
Non riusciva a farlo.
Zijn hand zat vast.
La sua mano era bloccata.
De jongen begon te huilen.
Il ragazzo iniziò a piangere.
Hij wilde de noten, maar hij wilde ook zijn hand vrij hebben.
Voleva le noci, ma voleva anche la mano libera.
Een oude man liep voorbij.
Un vecchio uomo passò.
Hij zag de jongen huilen.
Vide il ragazzo piangere.
"Wat is er mis?"
"Cosa c'è che non va?"
vroeg de oude man.
chiese il vecchio.
"Mijn hand zit vast in deze pot,"
"La mia mano è bloccata in questo barattolo,"
zei de jongen.
disse il ragazzo.
De oude man keek naar de pot.
Il vecchio uomo guardò il barattolo.
Hij keek naar de hand van de jongen.
Guardò la mano del ragazzo.
"Laat de helft van de noten los,"
"Lascia andare metà delle noci,"
zei de oude man.
disse il vecchio.
"Dan zal je hand eruit komen."
Allora la tua mano uscirà.
De jongen wilde de noten niet loslaten.
Il ragazzo non voleva lasciare andare le noci.
Maar uiteindelijk liet hij de helft vallen.
Ma alla fine, ne lasciò cadere la metà.
Zijn hand werd kleiner.
La sua mano diventò più piccola.
Nu kon hij zijn hand uit de pot trekken.
Ora poteva estrarre la mano dal barattolo.
De jongen was vrij.
Il ragazzo era libero.
Hij had nog wat noten om te eten.
Aveva ancora delle noci da mangiare.