De Arend & de Kauw
Orzeł i kawka
Een kleine kauw kijkt naar een machtige adelaar en besluit te doen wat hij doet. Maar soms kan het proberen om zoals iemand anders te zijn tot onverwachte problemen leiden.
Een arend zag een lam in een veld.
Orzeł zobaczył na polu jagnię.
De arend vloog snel naar beneden.
Orzeł szybko zleciał w dół.
Hij greep het lam met zijn sterke klauwen.
Schwytał jagnię swoimi silnymi szponami.
Toen vloog hij weg met het lam.
Potem odleciał z jagnięciem.
Een kauw was aan het toekijken.
Kawka przyglądała się temu.
De kauw dacht,
Kawka pomyślała,
"Dat kan ik ook!"
„Ja też potrafię!”
Het ziet er makkelijk uit.
„To wygląda na łatwe.”
De kauw zag een groot schaap.
Kawka zobaczyła dużą owcę.
Hij vloog naar beneden om het schaap te grijpen.
Zleciała w dół, żeby ją chwycić.
Maar de kauw was klein en zwak.
Ale kawka była mała i słaba.
Zijn klauwen raakten verstrikt in de dikke vacht van het schaap.
Jej pazury utknęły w gęstej wełnie owcy.
Hij kon niet wegvliegen.
Nie mogła odlecieć.
De kauw trok en trok.
Szarpnęła i szarpnęła.
Maar hij kon zich niet bevrijden.
Ale nie mogła się uwolnić.
Een herder zag de kauw.
Pasterz zobaczył kawkę.
De herder ving hem gemakkelijk.
Pasterz łatwo ją złapał.
"Wat voor vogel ben jij?"
„Jakim jesteś ptakiem?”
vroeg de herder.
zapytał pasterz.
"Ik ben een arend!"
„Jestem orłem!”
zei de kauw.
powiedziała kawka.
De herder lachte.
Pasterz się roześmiał.
"Nee, je bent gewoon een kauw."
„Nie, jesteś tylko kawką.”
"Als je wist wat je werkelijk was, zou je nu niet in de problemen zitten."
„Gdybyś wiedziała, kim naprawdę jesteś, nie miałabyś teraz kłopotów.”